36
Die twee knechtjes-lichtjes, — zouden die het prettig ▼inden, om de andere lichtjes te helpen aanmaken?
״Dag —" knikte Jaap tegen ze.
»Dag... .״ zag Jaap de lichtjes terugknikken.
־Wat lag Jaap toch lekker. Zijn keel deed al lang zoo'n pijn niet meer.
En wat fijn, dat het Channoeko was, en dat die lichtjes hem gezelschap mochten houden.
״Dag— dag lichtjes!”
״Dag dag Jaap!”
Jaap geloofde, dat het nog nooit zóó lekker stil en gezellig in de slaapkamer was geweest.
Nu werden de iichtjes kleiner — en Jaap's oogen ook.
״Nacht.... nacht lichtjes!”
״Nacht— nacht Jaap!”
10. EINDELIJK!
״Vader," zei Eva, — ’t was op één na de laatste dag van Channoeko, en Jaap was alweer beter, — ״ik heb een geheim, dat niemand weet.”
״En wou je dat geheim aan mij vertellen?"