8. VOOR CHANNOEKO.
Het was een paar dagen voor Channoeko.
״Hè,” zei Eva 's morgens onder 't aankleeden, ״ik verlang er zóó naar, dat ik niet kan wachten."
״Dat helpt niet veel,” lachte Moeder. ״Want Channoeko komt tóch niet eerder, omdat jij er zoo naar verlangt.”
״Maar, — o, ik verlang er zoo naar,” riep Eva, en ze zwaaide met de armen om te laten zien, hoe erg ze verlangde.
״Jaap, jij weet niet meer, hoe Channoeko ver-leden jaar was, hè?”
Jaap gaf geen antwoord. Hij keek maar met heel groote, slaperige oogen voor zich uit.
״Jaap!”
״Wat is er?" vroeg hij met een zacht, benauwd stemmetje.
״Weet jij nog van verleden jaar Channoeko?” vroeg Eva weer.
״Nee,” schudde Jaap.
Moeder keek Jaap eens aan. Wat stil was hij!
״Is er wat, vent?” vroeg Moeder.
Ineens begon hij erg te huilen.