26
Moeder ging weg. En toen bleven Vader en Eva alleen in de donkere kamer.
Vader keek naar buiten. En Eva keek naar de zolder. Daar zag je lange lichtstrepen, van het lantaarnlicht van de straat. En de klok tikte stil en langzaam. Eva wou wel, dat de kamer altijd zóó kon blijven. Zoo stil en donker, en zoo lekker dicht bij Vader.
Daar was Moeder al terug. Moeder ging ook stil zitten, en Eva legde haar hoofd in Moeders schoot, en keek maar aldoor naar de lichtstrepen op de zolder, en luisterde maar aldoor naar het tikken van de klok.
״Ik moet naar sjoel,” zei Vader ineens. ״Het is bijna nacht.”
״Hè,” zei Eva. Ze vond het zoo jammer.
Moeder wachtte nog een poosje, toen Vader weg was. Eindelijk was het nacht geworden. Moe-der begon te oren, en stak na een poosje het licht op. Hè, wat stak dat licht in de oogen! Eva knipte met haar oogen, net of ze pas wakker werd. Ze had ook bijna geslapen, zóó stil.was het geweest.
Na het oren zette Moeder alles klaar voor havdolo: de wijn en de beker, en het mooie ge