25
grooter bent. Maar nu ga ik Eva vertellen, wat ze nog niet begrijpt. — Toen ik nog een klein jongetje was, toen kreeg ik altijd mijn boterham-men van mijn Moeder. Net als jullie. Maar toen werd ik groot. En toen wou ik wel graag zélf brood koopen. Want alle groote mannen koopen zelf hun brood. Maar daar moet je geld voor hebben. En toen heeft God gemaakt, dat ik flink en sterk en knap genoeg werd om geld te ver-dienen. Nog wel zóó veel geld, dat ik méér broo-den kon koopen, dan ik noodig had. En ook nog brood voor Moeder en Jaap en Eva. En daarom leg ik iederen Vrijdagavond twee brooden neer. Want God heeft me met heel, heel veel dingen geholpen ...
7. VAN HET DONKER IN T LICHT.
Vader wachtte even. Maar Eva had niets meer te vragen, want ze begreep het allemaal. En Moe-der had ook niets te vragen, want Moeder be-greep het zoo goed, — zoo goed, — nog véél beter dan Eva. En Jacob____
״Ik ga Jaap even naar bed brengen,” fluisterde Moeder. ״Hij slaapt al.”