18
״Je bent wakker! Je bent wakker.*” riep Jaap.
״Nee,” zei Eva slaperig.
״Wèl waar!” zei Jaap, ״want ik zie je oogen.”
Nu gingen Eva’s oogen heelemaal open.
,Zie je wel, dat je wakker bent!”
״Vandaag is het sjabbos,” zei Eva, en ze lachte. Want ze vond het wakker-worden op sjabbos altijd veel prettiger dan op een gewonen dag.
״Wat is er gebeurd gisterenavond toen ik naar bed was?” vroeg Jaap.
״Nou, eerst heeft Vader kidoesj gezegd, en toen...”
״Bij kidoesj was ik nog niet naar bed,” zei Jaap trotsch.
״O,” zei Eva, ״maar ik ben al zóó dikwijls bij kidoesj opgebleven, dat ik het al uit mijn hoofd ken.”
״Doe het dan eens!" Jaap geloofde het niet zoo maar dadelijk.
En Eva zei, zonder een enkel foutje:
:ברוןז אתה יי אלהינו מל־ העולם בורא 5ךי הג?ץ
״Dat is wel knap,” zei Jacob, ״maar als ik zoo groot ben, kan ik het ook wel opzeggen. En jij