7
en zijn arbang-kanfous over zijn arm stapte hij naar Vader toe.
״Zoo” zei Vader. ״Wou je èrg graag net zoo’n kapje op hebben als ik? Zoo’n Joodsch kapje?"
Jacob knikte, met groote oogen.
״Kijk eens: Moeder heeft ook een kapje voor je gemaakt. Mooi, hè?”
Jaap kon niets ervan zeggen, zóó mooi vond hij het.
Vader zette hem het kapje op en deed hem de arbang-kanfous om.
״En nu zal ik je voorzeggen, welke berocho je altijd moet zeggen, als je je ’s morgens hebt ge-wasschen en je doet je arbang-kanfous aan. Jij weet toch al lang, wat berocho-zeggen is?"
״Ja,” zei Jacob, ״dat doet u en Moeder en Eva altijd als u gaat eten en als u klaar bent met eten en zoo dikwijls."
״Over een poosje doe jij dat ook allemaal."
En langzaam zei Vader voor, en Jacob zei het precies en voorzichtig na:
1 ה־שנו ?מטותיוm ברוך אתה יזי אלהינו מלך העולם וצונו על מ^ות ציצת:
״Nou je trui aan, — en dan ben je klaar.