Broer-tje lacht er om*
Hij pakt zacht-jes broer-tjes neus-je* Maar daar lacht broer-tje niet om*
Hij zet een lee-lijk lip-je*
Net of hij wil gaan hui-len*
Klaas schrikt er van*
„Nou mag Riek er wel in,” zegt hij* En floep — daar is hij weer er-uit* Hè-hè, bui-ten de box kun je je ook veel be-ter be-we-gen*
Riek en Miep heb-ben al lang hun schoenen uit*
Nu staan er drie paar schoe-nen om de box*
Dat ziet er zoo leuk uit*
Eerst gaat Riek er in*
Ze be-weegt zacht broer-tjes hand-je heen en weer*
Dat vindt broer-tje erg leuk*
Dan zegt ze hem vóór: pa-pa, ma-ma*