En broer-tje zegt na: pa-pa-pa-pa-pa* Hij vindt ma-ma nog te moei-lijk*
Die kleine dom-merd*
„Nu is het ge-noeg,” zegt Moe-der* „Nu Miep nog*
En dan moet on-ze klei-ne prul naar bed/' Riek wil er niet zoo heel graag uit Maar ze gaat toch*
En wip, daar zit Miep er in*
Wat zal Miep nu met broer-tje doen? Wacht: een lied-je zin-gen!
En ze zingt:
„Broer-tje is een beet-je moe*
Kijk, zijn oog-jes val-len toe* Broer-tje, broer-tje, weet je wel,
Wie daar zoo naar bed-je gaat? Broer-tje, broer-tje, weet je wel,
Waar je klei-ne wieg-je staat?
Slaap maar lek-ker, klei-ne vent,
Tot je uit-ge-sla-pen bent!”