77
„Meneer heeft het toch gezegd!" verdedigde ze zich.
„Ja, hoor," zei mevrouw goedig, „ik plaagde je maar met dat eigenwijs."
„Maar gaat u nu slapen?" drong Jantje aan.
„Zie je," verklaarde mevrouw, nu ernstig, „ik ben dat nog niet gewend, dat een ander voor mij de vaten wascht. Daar moet ik eerst nog aan wennen."
En toen, de oogen even dicht:
„Maar ik vind het wel héél erg heerlijk..."
Toen merkte Jantje pas, dat mevrouwt gezichtje echt wel wat moe zag...
Ze waschte de vaten zoo zachtjes ze maar kon. Want de slaapkamer was eigenlijk vlak naast de keuken, en wie weet hoe gehoorig het was. Misschien kon ze wel niet eens slapen, zoo’n eerste keer dat ze zelf niet afwaschte. Maar in elk geval lag ze, rustte ze, en als zij nu maar niet te veel lawaai maakte met haar borden en pannen, hielp dat liggen ook al een boel.
Na 't afwasschen de keuken aan kant maken. Haar keuken. Deze keuken behoorde haar toe, en zij moest zorgen, dat ie er netjes en gezellig uitzag. En dat zoo zachtjes mogelijk...
Heerlijk wijd gooide ze de deur naar het plaatsje open. Het klapstoeltje, het tafeltje, alles kwam