35
Naast den a-gent*
Maar Frans-je merk-te er niets van* Daar zag hij den bak-ker*
„Dag bak-ker,” zei Frans-je*
„Dag Frans-je,” zei de bak-ker* „Waar moet jij heen?”
En hij liep weer door*
De bak-ker liep hem na met zijn brood-mand»
Naast den melk-boer met zijn wa-gen* En naast den a-gent*
Op-eens zag Frans-je, dat hij zijn schort nog aan had*
Wat gek!
Op straat met een schort*
Zo'n gro-te jon-gen van drie jaar! Gauw naar huis om af te doen*
Hij keer-de zich om*
Daar zag hij den bak-ker en den melkboer en den a-gent*
3*