89
Maar de heerlijkheid zakte, naarmate de tijd verstreek. Ze hadden daarboven toch wel een boel te be-redekavelen. Waren er veel twijfel-gevallen? Wie hoorde daarbij? Elk voor zich ging twijfelen en wikken en wegen: misschien was het toch nog niet zoo safe, als het er uit had gezien.
„Wat denk je d’r van?” vroeg Greet kleintjes aan Marthi.
„Wat denk je d’r van?” vroeg Marthi even kleintjes terug.
En juist op dat oogenblik, onverwacht, want niemand had hem door de glazen deur zien aankomen, zette het conciergetje de deur open. Zeldzaam braaf en stil trokken ze naar binnen.
Er was een speech van den baas, een algemeene speech en toen was er het alfabetisch vóór-roepen van elk slachtoffer en het, meest zwijgend, overreiken van de rapporten.
Els, die met een B begon en dus gauw aan de beurt was en die ongelooflijk knap was in wëlk vak je maar bedacht, — Els kreeg er een speechje extra bij. Dat kreeg ook dikke en luie Jansen, — niet vanwege de knapte, maar vanwege de royale en twijfellooze wijze van zakken. Hij had het van te voren geweten en zag niet veel tragiek in het geval.
En toen was plotseling Greet aan de beurt. Ze werd wit om haar neus en dacht bliksemsnel, dat ze wel gezakt zou zijn. Waarom zij juist niet? Maar die gedachte verdween even bliksemsnel, toen de baas haar het rapport met een knikje overreikte.
„In orde,” fluisterde hij. Greet had nog niet eens gemerkt, dat hij dat bij de anderen, waar het