75
„Tante zijn valt ook niet mee!” knikte Greet in denzelfden toon. En toen keken ze elkaar toevallig aan, en doordat ze zoo moe waren, werden ze overvallen door een ouwerwetsche stikbui-om-niks. Ze smoorden haar schaters in zakdoeken en kussens, meenden telkens den aanval te boven te zijn, keken elkaar dan bij ongeluk aan, zagen eikaars lach-betraande gezichten en begonnen opnieuw. Juist omdat het niet mocht, juist omdat ze het moesten smoren terwille van de slapende jongetjes, konden ze het niet te boven komen.
Greet was de eerste, die zich vermande. Ze trok het lichtje uit, en in ’t donker, zonder den aanblik van eikaars gezichten, was het dadelijk in orde.
„Nacht Wiesje, rustige nacht!”
„Nacht Greet, dank je, dat je me bent komen helpen.”
„Poe,” smaalde Greet, „’t was nogal mooi geweest, als ik je alleen had laten modderen!” — en zeilde onvoorbereid weg in een diepen slaap...
Ze werd wakker toen het pikdonker was, door een klagelijk, zacht huiltje en een sprong van Wies uit bed.
„Wat?” vroeg ze, nog slapend.
„Niks, hoor, — slaap maar door.”
O ”
Ze was dadelijk alweer mijlen ver weg, maar toch met het besef, dat ze eigenlijk wakker moest worden. Ze probeerde haar oogleden op te tillen, maar die wilden niet. Ze droomde half, dat ze al naast het bed stond, maar dat ze geen voet kon verzetten, maar even later werd ze echt wakker en merkte, dat ze nog in bed lag.