9
daar nou van maken?”
„Ik ga voor ’t ontbijt zorgen,” zei moeder in de deur, „en als je uit school komt, maak je wel even ’t twaalfuurtje klaar voor vader en jou, hè? Vanmorgen is de werkvrouw er, maar die gaat om twaalf uur weg. Bak je even een ei voor vader en jezelf? Ik ben tegen middageten wel weer terug.”
„Maar ik kan toch niet gewoon naar school gaan, vandaag?” klaagde Greet. Maar moeder was niet eens meer in de kamer.
Ze stond even te bedenken, wat voor jurk ze vandaag aan moest doen. De gewone schooljurk, dat ging toch niet. Vandaag, nu Wies twee jongens had gekregen. Twee jongens. Tante geworden van twee jongens. Tante Greet heette ze nu. Eduard en Theodoor, — jakkes, wat eigenwijs. Edu... Theo, — nee, nog niks voor dat kleine spul. E...
„Eetje en Teetje!” juichte ze hardop, en floepte de jurk met de lange, kleurige das over haar hoofd.
„Eetje en Teetje,” zei ze, toen ze de huiskamer binnenkwam. „En ik heb u nog niet eens gefeliciteerd.”
Ze viel vader en moeder in één moeite van achteren aan, met een arm om eiken hals en achtereenvolgens een zoen op vaders rechter- en moeders linkerwang.
Toen ze tegenover vader en moeder aan tafel zat, merkte ze, hoe vader zat te glunderen en moeder, met haar gejaagd kleurtje en haar ingehouden lachje, zat te kieskauwen.
„Vader, vindt u wel, dat ik naar school kan gaan onder deze omstandigheden?”
„Best!” zei vader,
„’t Is bij mijn weten nog nooit voorgekomen, dat