8
den in elkaar, net of ze zichzelf wou dwingen te gelooven, dat het werkelijkheid was, „nee, — twee jongens.”
Een oogenblik stond Greet verbouwereerd en onhandig en nog langer dan ze was in haar pyjama, het geweldige te verwerken.
„Twéé? Twéé jongens? Weet u dat zeker?” „Twee jongens. Bernard zei het zelf. Wies is best. Ik ga er vandaag heen.”
„Ik ga mee,” besliste Greet.
„Jij?” lachte moeder. „Heb je opeens vacantie?” „Nee,” schudde Greet, „maar met zoo iets kun je niet naar school. Twee jongens!”
„Natuurlijk moet je naar school. Stel je voor dat ze allemaal thuisbleven, als ze tante werden.”
„Dat komt nooit voor,” kwam Greet onverstaanbaar van achter de waschlap, die heftig haar gezicht bewerkte. En ze herhaalde ter verduidelijking: „Dat komt nooit voor. Géén meisje in de klas krijgt het in haar hoofd, om tante te worden. — Twee jongens! Hoe zien ze er uit?”
„Dat kon Bernard zoo gauw niet vertellen, ’t Zijn flinke jongens.”
„Maar hoe heeten ze dan?”
„Eduard en Theodoor.”
„ Jakkes,” vond Greet, terwijl de tandpasta tegen 'den spiegel spatte en moeder onbewust bezig was, Greets bed uit te leggen, „voor zulke kleine jongetjes!”
„Ze worden wel groot,” troostte moeder, „en ze heeten toch naar vader en Bernards vader? En ze zullen het wel afkorten.”
„Eduard en Theodoor,” bepeinsde Greet en de kam rukte door haar steile, korte haar, „wat kun je