62
„Die mannen ook! Voor alles laten ze je opdraaien! Loopen rond en spelen es een deuntje en laten hun vrouw voor alles alleen zitten.”
„Bernard zal graag genoeg willen helpen,” verdedigde moeder haar schoonzoon. „Hij kan toch niet helpen, dat zijn handen verkeerd staan en dat hij zoo verstrooid is? En veel oefening als huisvrouw zal hij ook wel niet hebben gehad.”
„Ik wou, dat ik verstrooid was, en dat mijn handen verkeerd stonden,” mopperde Greet onverstoorbaar verder.
„Waarom?” vroeg moeder onnoozel, maar toen begreep ze het en met een heimelijken glimlach ging ze de kamer uit, liet Greet alleen staan.
Greet, nu alleen, ging uit het raam staan kijken. Niet dat ze wat zag, — maar ze hing zoo’n beetje tegen het raam. En onder voortdurend verzet, — al had niemand het van haar geëischt, — wist ze langzamerhand, dat ze dezen zomer niet met Marthi zou fietsen en niet een andere plezier-mogelijk-heid zou bedenken, maar dat ze op zou treden als hulp-in-de-huishouding... èn als tante Griet.
De tante-Griet-kant van de kwestie was het, die de landerigheid uit haar gezicht verdreef, die haar oprichtte uit haar weinig-sierlijke hang-houding.
Wie weet! Misschien werd het toch nog een leuke vacantie! Met Eet je en Teetje kon je van alles beleven, — het werd geen sloven en werken van den ochtend tot den avond, maar ’t was misschien een rijk-bewogen tijd met haar twee neven.
„Moeder!” riep ze, „bent u in de keuken? Moet u ’s hooren.”
„Moet u ’s hooren” had, zoo oud als Greet was,