61
om wéér hard aan ’t werk te gaan en dan moe op school komen om het nieuwe jaar te beginnen?
En de fietstocht met Marthi dan? Voor Marthi ook een teleurstelling. Nee, ’t kon echt niet. Een paar dagen wèl, — tot aan den uitslag bijvoorbeeld, — maar dan moesten Marthi en zij den goeden uitslag, — of den slechten, — samen vieren. Ze hadden het echt verdiend, allebei.
Vervelend, dat dit net in de vacantie gebeurde. Als het door ’t jaar was geweest, was de gedachte aan te-hulp-snellen nooit bij haar opgekomen. En nu, zelfs al zou ze na den uitslag met Marthi uit fietsen gaan, zou ze toch voortdurend moeten denken aan Wies, die daar maar moederziel alleen voor alles stond, — en dan was haar vacantie toch bedorven.
Ze ontvouwde zich uit het stoeltje, stond lang en landerig tegenover moeder.
„Wat moeten we nou,” klaagde ze. „Is er geen noodhulp te krijgen?”
„Ik ben bang van niet. Noodhulpen vragen erg
veel geld, — en dat heeft Wies niet.”
„Kan Bernard niet een beetje helpen?” vroeg Greet, blij om het nieuwe gezichtspunt. „De meeste van zijn lessen hebben nu toch vacantie!”
Moeder lachte.
„Bernard! Ik denk dat Wies zich nog liever alleen redt! Die zou alles averechts verkeerd doen, met de beste bedoeling. Die z’n handen zijn alleen maar te gebruiken voor de viool.”
Greet kreeg behoefte, haar ontevredenheid over het feit, dat dit geval zich juist in haar vacantie voordeed, op één of ander onschuldig hoofd te doen neerkomen.