55
stooven, of zoo maar op het stoepje van het plaatsje achter het huis, elk met een schoot vol ongedopte tuinboonen en met gemeenschappelijke pannen voor gedopte. Tettie deed de hoedjes van de gedopte af met een toewijding, waar geen van de andere helpers bij haalde.
„Och joh!” wees Henkie zijn vriend terecht, „je laat de helft er in zitten!”
„’s Niet!” loochende de vriend, die zijn zakdoek inderhaast vergeten had, maar de mouw van een zomerbloese ook wel dienstig vond, „kijk jij maar zelf wat je doet!”
Gerrit, die vandaag niet veel aan z’n hoofd kon velen, — wie weet, misschien zat toch de naderende uitslag hem dwars, — besliste: „Geen gezeur! Ieder let op z’n eigen portie!”
Toch bleven Henkie en de vriend zonder zakdoek elkaar op de niet erg schoone vingers kijken, zij het dan ook zwijgend.
Greet en Marthi dopten zusterlijk uit Marthi’s schoot. Ze zeiden niet veel, werkten tegen elkaar op.
„Jullie moet niet zoo gauw doppen!” klaagde Tettie. „Ik krijg er veel te veel.”
„Henkie, ga jij Tettie helpen met hoedjes afdoen,” regelde Marthi.
„Kan ik niet,” protesteerde Henkie.
„Zal ik het doen?” bood de vriend zonder zakdoek hoffelijk aan. Hij zou dan meteen een beetje onder Henkie’s spiedende oogen weg komen.
Marthi keek een beetje angstig naar de mouw, die juist weer een van veel ervaring getuigende beweging langs den neus maakte. In haar hersens, die niets meer hoefden te weten, want op den uitslag