34
’s Avonds, na zijn werk, ging Bernard, vóór hij naar bed zou, nog een praatje maken bij Wies. Zuster was er toch lekker niet.
„Wat heb ik toch véél kinderen,” zuchtte Wies. „Veel meer dan Eetje en Teetje alleen.”
„Wie dan nog meer?” vroeg Bernard onnoozel. „Greet,” noemde Wies op.
„Ja,” knikte Bernard.
„En jij.”
„Ja,” knikte Bernard.
„Maar de generaal tenminste niet.”
„Om den drommel niet,” kon Bernard nog net zeggen, vóór de generaal in eigen persoon binnen kwam en hem met één blik de kamer uitstuurde.
Hij ging gedwee. En ze had niet eens een woord gezegd.