28
kun je meteen de jongetjes zien.”
Heleentje glansde zwijgend. Maar nu schoot uit een hoek van de gang de zuster te voorschijn.
„Pardon meneer,” verweet ze, „mevrouw mag geen bezoek meer hebben.”
„Dit is geen bezoek,” pruttelde Bernard zachtjes tegen.
„En ze gaat maar éventjes naar binnen,” dikte Greet aan. Ze voelde opeens, dat Heleentje ten koste van alles bij Wies in de kamer moest komen.
„Pardon,” zei de zuster weer, nu tegen Greet, maar met een gezicht van „dat nest wil ook een duit in ’t zakje gooien”, „meer dan één bezoek per dag kan ik niet toestaan.”
Bernard wenkte angstig naar Greet, dat ze in ’s hemelsnaam maar toe moest geven, en maakte de deur van de zijkamer al gelaten open. Maar Greet vond het onoverkomelijk, dat dit frissche Heleentje niet éven zelf de bloemen mocht geven, niet éven Eetje en Teetje mocht zien. Net of Wies daar ziek van zou worden.
„Kom maar,” knikte ze vriendelijk naar Heleentje, en om het hoekje van de slaapkamerdeur zei ze tegen Wies:
„Heleentje komt even de jongetjes zien. Ze heeft zóó’n bos bloemen voor je bij zich.”
„Dag Heleentje!” riep Wies haar al tegemoet en Bernard mompelde bewonderend tegen Greet: „Hoe durf je!”
Heleentje bloosde verschrikkelijk en kon niets anders uitbrengen dan weer: „Ik feliciteer u,” maar toen ze in de wiegjes keek was het ook heelemaal niet noodig, dat ze wat zei, want haar