27
meisje, met blauwe oogen als sterretjes, met koude handen om een geweldigen bos bloemen geklemd, met kort blond haar, met een vroolijken wipneus, met een vioolkist onhandig onder den éénen arm, met roode wangen, met een verlegen lach.
„Ik feliciteer u,” fluisterde ze tegen Bernard en ze liet de vioolkist onder haar arm uit naast den
kapstok glijden, „en hier zijn bloemen voor mevrouw.”
„Wat aardig!” zeiden Bernard en Greet tegelijk en Greet voegde er aan toe: „Ik ben de zus van — eh — mevrouw en ik zou je vandaag begeleiden.”
Ze had er opeens ergen zin in.
„O,” zei Heleentje, omdat ze niet wist wat ze er anders op zeggen moest.
„Ga mee naar de slaapkamer,” stelde Bernard voor, „dan kun je zelf de bloemen geven en dan