18
in huis naar overgespatte boter, omdat het eieren bakken zoo heel haastig gebeurd was. Toch had Greet nog tijd gehad het weligtierende hang-plantje uit de voorkamer midden op tafel te planten, bij gebrek aan bloemen in huis. De slierten van het plantje lagen over de heele tafel, van vaders bordje tot het hare en zoo kon je ondanks de haast en ondanks geen bloemen dadelijk bij ’t binnenkomen zien, dat Wies twee jongetjes gekregen had, — in elk geval: dat er iets geweldig feestelijks aan de hand was.
„Opa!” begroette ze vader.
„Tante!” zei vader eerbiedig.
Ze zaten glunder tegenover elkaar en aten niet bijster veel. Bij Greet kwam het door het kwart ons muisjes, bij vader door onnaspeurlijke oorzaken.
„Zullen we eens nakijken, wat we nog aan fruit bezitten?” stelde Greet voor.
Het leverde niet veel op, want moeder had juist vanmorgen den voorraad zullen aanvullen. Maar het beetje, dat er was, deelden ze eerlijk.
„Wat zijn we stil, hè Vader? Zeker van emotie.”
„Ja,” zuchtte vader. Maar het was een plezierige zucht.
„Weet u, waar ik over heb zitten denken op school? Dat Wies en ik nooit een broer hebben bezeten en nou heeft zij maar zóó in eens twee jongens!”
„Je zult wel veel wijsheid hebben opgestoken, vanmorgen.”
„Ik zei u toch al, dat ik beter thuis had kunnen blijven! Maar de meisjes vonden het wel reusachtig van Wies. Ze hadden nog nooit zooiets bij de hand gehad.”