13
„Voor Eetje en Teetje, van tante Greet.”
Tante Greet, — hoe dat daar stond!
„Nee,” zei ze hardop. Want de combinatie „tante” en „Greet” beviel haar niet. Een tante, dat was iets diks en verwennerigs, dat de kinderen met pepermuntjes achterna liep, — daar paste „Greet” niet bij.
En met de tong tusschen haar lippen uit van louter energie, kraste ze door de eerste e van Greet een i.
„Voor Eetje en Teetje, van tante Griet,” stond er.
Ze betaalde haastig, hield nog zeven cent over, — en blij en erg warm en op ’t nippertje en zeldzaam feestelijk holde tante Griet naar school.
* *
*
Het ergste was, dat ze zóó op ’t allerlaatste oogenblik de klas binnen holde, dat ze niemand, zelfs haar allernaaste buurvrouw niet, noch haar allerdikste vriendin, iets van de geweldige gebeurtenis kon vertellen. Vader had het toch verkeerd ingezien, dat je onder zulke omstandigheden best naar school kon gaan. Het was niet doenlijk.
Ze kreeg het eerste uur, met; geschiedenis, een beurt, die ze verknoeide. En ze had hem werkelijk goed geleerd, halfzacht, met de vingers in de ooren, en met het gezoem, dat het vader en moeder altijd onmogelijk maakte, in haar nabijheid te blijven, als ze aan ’t leeren was. Ze was echt eventjes vervelend van de verknoeide beurt, want als je een les niet geleerd hebt, is ’t nog tot daar aan toe, — maar zóó, al die moeite voor niets...