35
Van een mooi-e pop-pen-wa-gen, Die ze rij-den mag op straat.
Van een heu-sig le-vend hond-je, Dat met Mies-je wan-dlen gaat.
Mies-je droomt van li-mo-na-de,
En van taart-jes met veel room. Mor-gen, mor-gen is zz ja-rig! Mies-je lacht eens in haar droom.