28
op haar te pas-sen.
En de vlieg vloog in den tuin rond. En de poes zat in de keu-ken.
En de zon-ne-straal-tjes de-den kiekkiek in de wieg, en maak-ten de wange-tjes van klei-ne Fie-ke ropd.
6. Nieu-we schoe-nen.
Zul-ke schoe-nen als Geert heeft, daar sta je van te kij-ken, hoor!
Eerst had hij al-tijd schoe-nen met gaat-jes.
Dat heb-ben klei-ne kin-de-ren al-tijd.
Maar nu heeft hij man-nen-schoe-nen.
Met haak-jes.
Je weet wel, zoo dra-gen al-le man-nen ze.
En dik-ke zo-len, nou hoor!