25
En Fie-ke haar wange-tjes wa-ren ook ro-se.
En haar kop-je lag op een wit kus-sen-tje.
Al-les wit en ro-se.
Je kunt wel den-ken hoe mooi dat was. Naast de wieg stond een klein, wit stoel-tje.
Daar zat klei-ne Ro-za op.
Ze pas-te op Fie-ke.
Tel-kens ging staan.