24
Want hui-len-de twee-lin-gen wa-ren niets mooi om naar te kij-ken!
5. Bij het wieg-je.
In het wieg-je lag klein Fie-ke.
Ze had een wit trui-tje aan.
En ze had een wit schort-je voor.
Ze lag on-der een ro-se de-ken-tje.
En aan de wieg wa-ren ro-se strik-ken. De wieg zelf was van wit met ro-se bloem-pjes.