ZOO’N GROOTE JONGEN.
Broer is op een stoel geklommen Om maar heel, héél hoog te staan. En nu staat hij voor den spiegel, En hij ziet zichzelf eens aan. Weetje wel, waarom ons broertje, Telkens in den spiegel kijkt? Omdat hij voor ’t eerst vanmorgen Op een Joodschen jongen lijkt.
Onder 't opgeschoven truitje Is iets prachtigs: zwart met wit. Weet je: ’t is een arbangkanfous, Die vandaag er onder zit.
Op zijn hoofd een heel echt kapje, En een arbangkanfous a n...
Hè, dat broertje voor den spiegel Is een echte Joodsche man!