HAVDOLO.
,t Wordt al wat don - ker - der, bui - ten en Va ־ der heeft ’tkaarsje. in zijn han • den ge-
bin - nen; Moe - der gaat haast voor Hav-
no - men, Zingt van de vol - gen - de
do - lo be - gin - nen. Dan komt de
week, die gaat ko - men. ’t Knap - pen - de
flesch en het kaars - je er bij .. .
licht geeft zoo’n aar - dig ge - luid . ..
E - ven - tjes nog, dan is Sjab - bos
voor-
het
Sst - zegt het kaars ־ je, en dan is
bij.
uit.
33