B B
0 of ze minder alleen was dan anders .jNet of ze zich minder verveelde. 0
Ze keek de sneeuwklokjes aan alsof het vriendinnetjes van 0
0 haar waren. 0
En toen ze daar zoo stil lag, toen kon ze in die stilte'alles 0
0 zoo goed hooren, dat ze opeens het liedje verstond:
m Klinge - leie,
H Bim — bam — beie,
j~j 'k Ben het blije
S Lentekind.
0 ... 0 jg Het blije lentekind! Allemaal blije lentekinderen in haar jg
jg kamer. Een kamer vol lentekinderen! Nu moest ze toch maar jg
j*j heel gauw beter worden. Want wat zou het zonde zijn, als de jg
jg lente er was en zij kon niet naar buiten! jg
De sneeuwklokjes merkten wel, dat hun liedje verstaan was. jg
jij „Laten we haar gauw beter maken,” zeiden ze tegen elkaar, gj
jg Ze klingelden hun liedje tot het een wiegeliedje werd en het jg
gj buurmeisje er bij in slaap viel.
En ja hoor, toen ze wakker werd, was ze al een stuk beter, tg
jg En toen ze een stuk of wat van die heerlijke slaapjes geslapen jg
jg had, kwamen er al rose kleurtjes op haar wangen.
En toen de sneeuwklokjes al lang verdord waren en het buiten jg
jij werkelijk op lente leek, toen kwam het buurmeisje buiten in tg
jg de zonnige straat en zong:
H Klinge — leie,
H Bim — bam — beie, 0
H 'k Ben het blije H
0 Lentekind. 0
Want ze was nu zelf een lentekind.
0 0
0 0
3. De das van boer Gijs.
E 0
0 Boer Gijs was een ontzettende knorrepot. 0
Tegen zijn knechts bromde hij en tegen zijn boerenmeiden 0
0 en tegen zijn vrouw en tegen zijn kinderen en tegen zijn koeien 0
00 8 0000000000000000000000000001