‘Nacht Rozijntje.’
De juffrouw uit de stad zei:
‘Nacht Jupie.’
En een heel slaperig stemmetje onder de dekens uit zei: ‘Nacht tante Lea.’
HOOFDSTUK XII.
Het grote avontuur.
Ja, alles werd anders en beter.
Wat een gezelligheid bracht het mee, als juffrouw Lea aan tafel vol verhalen was van haar thuis in de grote stad, van de vrijdag avonden daar, van hun sjoel, - en als ze dan de melodieën uit sjoel voorzong, waar ze eigenlijk een beetje heimwee door kreeg omdat het zo klonk naar thuis...
Vader zei niet veel, maar ontdooide. Hij dacht wel eens: als hij in de grote stad gewoond had, waar je als Jood niet zo eenzaam was, waar aan alle kanten Joods leven je omgaf, - och, misschien was hij dan wel anders geweest, anders tegen Roza en Jupie, - och misschien was hij dan ook niet zo ontevreden over zichzelf als nu...
En Rozijntje, - vreemd; haar vroegere idealen van de grote stad, van rondfietsen en winkels kijken en niets te doen hebben, die was ze allemaal vergeten. Ze wist nu heel goed, dat bij Lea thuis gewerkt werd, hard gewerkt, ieder op z’n eigen manier. Neen, er bleef daar niet veel tijd over voor winkels kijken.
Lea kwam wel eens moe thuis van haar werk. ’t Was alles zo nieuw, ze moest nog echt op dreef komen. Dan was ze een half uurtje wat stil en een beetje wit om ’r neus, en als er dan bij ongeluk een brief van haar thuis was, moest ze haar zakdoek wel eens een keertje gebruiken.
74