de meisjes wat benepen, of ze niet recht durfden, maar toch, ’t leek soms net een concert. Ze had wel nooit een concert gehoord, maar meester zei wel eens dat het net een concert was, dus dan was het zo...
Nu de kousen nog wassen. Naar werkje. Je kreeg er zulke wollige handen van.
Ja, dan was er nog aardrijkskunde. Wist ze er nog wat van? Goeree en Overflakkee, - Soembawa, Flores, Timor, - Olst, Wijhe, Hattem, - Berlijn aan de... aan... aan de Spree, Parijs aan de Sei-ne, - Reitdiep, Boterdiep, Damsterdiep, - de Rijn ontspringt op de St. Gothard, - o, hemel, wat een groot gat in Jupie z’n kous...
Jupie was in bed. Hij was wel weer goed op Rozijntje. Hij had ruzie gehad met Wientje, och, en dan voel je je altijd toch weer aangetrokken tot je eigen familie.
Alles was aan kant. De was hing te drogen op de deel, de borden en pannen stonden schoon in de kast, vader had z’n kopje thee en z’n krant, - en Rozijntje zelf was glimmend-schoon en netjes.
‘Dag vader’, waagde ze schuchter, ‘ik ga naar meester.’
‘Dag... e... dag kind.’
Kind!
Als een wonderlijk heerlijke verrassing klonk het haar tegen. Kind!
Dat was het eerste lieve woord, dat ze zich ooit van hem herinnerde. Dat was de eerste keer, dat hij haar anders noemde dan Roza,-kind!
Ze wou wel, - o, wat wou ze wel, - ze wou wel haar hoofd tegen vaders schouder leggen en stilletjes een beetje huilen, omdat ze - hij had het nu toch zelf gezegd, - omdat ze z’n kind was...
Ze wou wel een kus geven op dat voorhoofd met die zorgelijke rimpels - maar nee, dat zou ze nooit durven, vader een kus geven. -
52