Nu kon Rozijntje onder ’t werk tenminste vooruitdenken aan vanavond.
Zou meester haar veel vragen van wat ze vroeger geleerd had? Wat zou ze veel vergeten zijn!
In gedachten ging ze alle vakken na.
Lezen, - nou ja, dat zou nog wel gaan. Hé, vroeger kon ze dat zo fijn als ze maar eerst over haar verlegenheid heen was. Als ze haar eigen stem maar niet hoorde, dan kon ze haast het beste van de klas lezen. Maar je verleerde er een hoop van, in al die jaren!
Schrijven, - dat zou er wel droevig uit zien. Ze deed het haast nooit meer. Och, maar zo’n eerste avond liet ie je niet schrijven, natuurlijk.
En onderwijl grepen haar doorweekte handen telkens een stuk goed uit haar spoelwater, wrongen, hingen op...
Rekenen. Als ze daaraan dacht, - als meester haar dat toch zou aandoen vanavond, - ze kreeg er een wee gevoel van in haar maag. Vormsommen, - o, en breuken, - o, en denksommen! De ruiten op de handdoek, die ze uitwrong, leken haar opeens de sloten, die door een stuk land van zoveel hectare moesten worden gegraven, -en hoe groot was nu de oppervlakte van die handdoek, - och nee, van dat stuk land, - och hemeltje!
Wat waren er nog meer voor vakken? Taal, - ja, dat wil zeggen, als meester haar een dictee liet maken, dan ging het nog wel. Maar van manlijk en vrouwelijk, en sterke en zwakke werkwoorden, zie je, dat waren ergere dingen...
Wat had je dan nog. Tekenen zou ze gelukkig niet hoeven. Zingen ook niet, jammer genoeg. Wat hadden ze vroeger gezongen, driestemmig...
Rozijntjes ogen glansden. Ze zag niets van de lelijke scheur in de doek, die ze bezig was op te hangen, - een scheur, die ze later weer zou moeten stoppen. Wat hadden ze gezongen! De jongens altijd wat te hard, die moesten door meester worden tegengehouden, en
51