En wat rare strepen waren er op die kous. Sterretjes en strepen. O, - je kon gewoon niet zien wat stuk was en wat heel...
Even kijken of de aardappelen kookten. Neen, natuurlijk nog niet. Hoe kwam ze erbij. Maar het aardappelwater was ook met sterretjes en strepen.
Wat lang duurde het! O, wat lang, - en toch kookten de aardappelen nog niet.
Ze hoorde de deur van de kamer opengaan. En meteen was ze in de gang, de kous, met naald en al, nog in de hand.
Meester lachte haar toe.
‘Maandagavond bij mij, en dinsdagavond weer bij je Joodse meester. Vind je ’t goed?’
‘Is dat - is dat waar?!’
Toen vluchtte ze naar de keuken, want de aardappelen waren sissend overgekookt.
HOOFDSTUK VIII Maandagavond
Rare dag vandaag, - o, wat een rare dag!
Rozijntje moest met alle macht haar gedachten bij haar gewone werk houden. En er was heel wat werk vandaag: maandag, wasdag!
En bovendien kon ze Jupie niet de deur uit krijgen. En dat wou ze toch zo graag, - dan kon ze met haar gedachten naar vanavond toevliegen.
‘Kan ik je ook wat helpen, Rozijntje?’ vroeg hij met z’n allervriendelijkste stem.
‘Nee, echt niet, Jupie.’
‘Soms spoelen? Of uitwringen?’ één en al gedienstigheid.
48