Hij herstelde zich zo gauw mogelijk, sprong in de houding, tikte aan z’n pet: ‘Meester!’
‘Is dat Jupie?’ vroeg meester.
‘Jawel meester’, antwoordde Jupie prompt.
‘In orde, Jupie. Je mag na de vakantie bij mij op school komen.’
‘Ja... e... goed, meester.’
Zelfs dappere Jupie wist niet gauw genoeg, wat je in zo’n geval zeggen moest. Zulke gebeurtenissen krijg je zó plotseling in je leven, dat de flinkste man nog wel eens naar woorden moet zoeken.
Nu zou meester zeker teruggaan, nu hij Jupie de boodschap gebracht had, dat hij op school mocht komen?
Neen. Meester ging met Rozijntje de voordeur in. De voordeur in!
Wat moest hij nu nog in hun huis?
Het eerstvolgende uurtje bleef Jupie eerbiedig buiten z’n eigen huis. Een bovenmeester in z’n eigen huiskamer, - wie weet, in z’n eigen keuken misschien, - daar bleef hij buiten, hoor, daar bleef hij buiten!
En intussen zat Rozijntje in de keuken te wachten. Ze had dadelijk de aardappelen opgezet, en stopte nu kousen. Binnen, in de huiskamer zat Meester met vader te praten.
Vader was erg verlegen geweest, toen hij meester begroette. Rozijntje had echt met ’m te doen, - ’t was zo helemaal niets voor hem.
Rozijntje had ze in de kamer gelaten, en meester had rondgekeken naar de glimmende meubels, het pluchen tafelkleed, en had haar toegeknikt:
‘Wat keurig heb je ’t eruit zien!’
Het warme gevoel om die lof bleef nog na in haar.
Haar handen waren niet heel geschikt om kousen te stoppen nu. Wat beefden ze, wat pakte de punt van de naald telkens verkeerd, telkens ernaast...
47