knippen,” zei hij. „Wat een zonde, wat een zonde!”
Even later zat Jim met een heelemaal kaal hoofd zichzelf in den spiegel aan te kijken.
Was hij dat? Het leek een heel andere jongen.
En wat leelijk stond het. Wat staken z’n ooren gek uit.
Andere jongens zagen er nooit zoo gek uit, als ze kaal waren. Bij hem kwam het natuurlijk door die akelige krullen!
„Ja,” zei de kapper, „nou zijn ze er af. Mooi is het niet.”
Nee, mooi was het niet. Maar frisch wel, en makkelijk ook
wel, troostte Jim zichzelf.
Och, maar zoo frisch en zoo makkelijk heeft Jim het niet
lang gehouden.
Want na een poos was alles weer aangegroeid en had hij de lastige krullen weer terug.
En toen hij later een man was, liep hij nog met een hoofd vol krullen.
En zooals grootvader, heelemaal haast zonder haar, is hij nooit geworden!
Ja, de dingen gebeuren nu eenmaal bijna nooit zooals je ’t het liefste hebben wilt!
11. De konijntjes.
Weet je wel, dat in den goeden, ouden tijd de dieren met de menschen konden spreken?
Dat was veel makkelijker dan tegenwoordig. Tegenwoordig moet je maar zoo’n beetje raden, wat een dier graag wil, en dan weet je nog niet eens of je goed geraden hebt. Poesen, dat gaat nog. Die spinnen zoo’n gezellig deuntje, als je geraden hebt wat ze graag willen. Honden, dat gaat ook nog. Die zeggen het met hun staart. Of heb je dat nog nooit gezien? Nou, let er maar eens op!
Koeien, dat gaat óók nog een beetje. Die loeien van plezier, als de baas komt om ze te melken. Dan loopen ze meteen naar de baas toe, dus je kunt je niet vergissen of ze loeien van plezier
3 42 X