9. De velletjes.
Zeg, koetje, vind je het niet fijn,
Dat jij nooit hoeft te leeren,
En dat je niets hoeft aan te doen, Geen kousen en geen kleeren?
En dat je aldoor eten kunt Van gras en lekk’re bloemen,
Van lijnkoek, schillen, klaver, hooi, — Te veel om op te noemen?
Zeg, koetje, ’k vind het heel erg best, Dat jij maar loopt te grazen,
Want daardoor krijgen wij je melk,
In heele groote glazen.