alleen woont met je huisknecht en je kok en als je op den koop toe nog deftig bent.
Bij het huis van meneer Strak-man was een groote tuin. Daar waren keurige, rechte paden in, en geschoren heestertjes, waar geen takje uitstak. Meneer Strakman wandelde wel eens langs die paden, om te kijken of alles in orde was. Er groeiden haast geen bloemen.
dan was hij nog Teel deftiger.
En behalve dat hij in den tuin wandelde, zat hij ook vaak te lezen. Dan had hij een bril op, — och, en dan was hij nog veel deftiger.
In het kleine huisje, dat naast het groote huis stond, woonden
twee kinderen met hun vader en moeder. Het meisje was vijf
jaar en heette Mia, maar ze werd Prulletje genoemd, omdat ze maar zoo’n klein prulletje was. Het jongetje was twee jaar en heette Jan, maar hij werd Dikkerdje genoemd, omdat hij zoo’n klein dikkerdje was.
Md.F.
•n hij werd Dikkerdje genoemd
In hun tuin waren wel bloemen.
En niet alleen in hun tuin, maar ook in alle kamers van hun huis, in fleschjes en vaasjes en glaasjes en bakjes en potjes. Dat was een heerlijk gezicht.
In hun huis moest de zon altijd naar binnen schijnen. De gordijnen waren open, de ramen waren open, — en dan moest je al die bloemen eens zien in de zon!
22