7
„Rom-rom-rom*”
Toen vie-len er een paar drup-jes re-gen uit de lucht*
Op de dro-ge straat* Lek-ker frisch*
„Lief van de wol-ken,” zei Bert*
„Want het was zoo warm/' Maar de wol-ken bromden weer*
Ze wa-ren nog lang niet goed op de zon*
O, kijk, watlheer-lijk!
Nu viel er heel veel re-gen* Al-les werd nat*
Bert stak zijn hand uit het raam*
Hij wou de re-gen voe-len* „Lek-ker frisch/' zei hij*