8
„Wacht maar/' zei moe-der*
„Als het straks niet zoo erg meer re-gent, gaan we sa-men e-ven op straat/'
De wol-ken brom-den hoe lan-ger hoe har-der.
Bom, bom, bom*
En het blik-sem-de ook erg vaak*
En de straat werd klets-nat Al-le blaad-jes van de boo-men dro-pen van het wa-ter*
„Fijn! Fijn!” riep Bert*
„Ga maar door, wol-ken!
Nog meer re-gen!”
Maar nu had-den de wol-ken ze-ker niet zoo-veel re-gen meer*
Want het ging zach-ter re-ge-nen*
Tik, tik, tik*
Heel zacht*
Ze brom-den nu nog maar een klein beet-je*