43
De grond werd nat.
En de boo-men smul-den de re-gen op. „Wel, wel!” zei de ou-de boom.
Hij kon heusch niets an-ders zeg-gen. Toen de re-gen weg was, en de zon weer scheen, zei één van de boo-men:
„Nu is het feest af-ge-loo-pen.”
Maar hij had zich ver-gist.
Daar kwa-men klei-ne meis-jes aan.
Die wis-ten niet, dat de ou-de boom ja-rig was.
Maar toe-val-lig maak-ten ze een kring