41
En ja, hoor!
De zon scheen net op de ja-ri-ge boom. Dat was heer-lijk warm.
En de boom werd er ook zoo mooi van.
Tus-schen de tak-ken scheen o-ver-al de zon. Nog mooi-er dan goud. „Wel, wel,” zei de ou-de boom.
„Dat had ik niet ge-dacht, zon.
Dat jij ook aan mijn ver-jaar-dag zou den-ken.” „Wacht maar,” zei één van de boo-men.
„Het feest is nog niet uit.
Nu komt de wind mu-ziek voor je ma-ken.”
Daar kwam J de wind.