35
„We ko-men er wel/' zei Haas-je Tip. „Als we moe wor-den, zul-len we elkaar dra-gen.”
Het bosch was heel groot.
En het duur-de lang, vóór ze het bosch uit wa-ren.
Aan het eind van het bosch woon-de een man.
Die had een tuin-tje bij zijn huis.