33
Ze denkt ze-ker:
„Als mijn moe-der mijn kleer-tjes vuil maakt, kan ik het toch niet hel-pen!”
9. Haas-je Hip en Haas-je Tip.
Haas-je Hip en Haas-je Tip wa-ren twee vriend-jes.
Ze woon-den in het bosch.
On-der een hoo-gen boom.
Haas-je Hip heet-te zoo, om-dat hij zoo leuk hip-te.
En haas-je Tip heet-te zoo, om-dat hij een grap-pig wit tip-je aan zijn staart had.
Het wa-ren leu-ke haas-jes, hoor!
Al-tijd zin in een pret-je.
Op een keer gin-gen ze een wan-de-ling ma-ken.
Ze wil-den heel ver gaan.
3
Het Nieuwe Broertje