En ja, hoor*
Toen ze nog drie keer had ge-breid, wa-ren de sok-jes af*
De leuk-ste klei-ne schoen-tjes die je be-den-ken kunt*
„Nu heb ik nog wat moois,” zei Juf* En ze haal-de uit haar naai-doos twee smal-le, blau-we lint-jes*
„Die moet je er door rij-gen,” zei Juf* „En dan met een strik-je dicht*”