14
Nee maar, — toen had je die schoentjes moe-ten zien!
Zóó mooi!
Juf deed ze in een pa-pier.
En om vier uur mocht Kor ze mee-ne-men*
Toen ze thuis kwam liep ze stil naar de wieg*
Broer was wak-ker*
Hij lag met zijn voet-jes te spe-len.
Kor deed hem stil de sok-jes aan*
Toen liep ze naar de keu-ken*
„Dag moe-der/' zei ze*
Maar van de sok-jes zei ze niets*
„Dag Kor/' zei moe-der*
„Moe, broer heeft zijn de-ken weg-ge-trapt,” zei Kor na een poos*
„Gaat u hem e-ven toe-dek-ken?”
Moe ging naar broer toe*
En Kor liep zacht ach-ter moe-der aan*