HOOFDSTUK V
’t Werd al zo’n grote-kinderen-huishouding: de twee jongetjes naar de grote school, de twee meisjes als bedrijvige moedertjes door het huis warend, met gemeenschappelijk spel al, — en Siem, die aardrijkskunde leerde!
Soms, als ze het prille geluidje van een pasgeboren baby hoorde, kwam het heimwee in haar terug naar dat, wat voor haar voorgoed voorbij was: de maanden van wachten, met al hun lasten en al hun zoete spanning, — het heftig en wreed gebeuren van de geboorte, de vertedering en innigheid van het voeden en verzorgen van dat héél kleine, afhankelijke wezen.
Dat was voorbij. Je kon je eigenlijk bij de oude vrouwen rekenen, als dit zo onherroepelijk voorbij was, als je de baby-kleertjes weggaf tot op een paar dingetjes na, waar je zo erg aan verknocht was. Soms, als ze een vrouw zag, ouder dan zijzelf, die een kindje bij zich droeg, voelde ze zich vèr de oudere en wijzere.
Dat was voorbij. Want elk van de kinderen zocht zich een eigen weg, — en een heel verschillende weg. Tot kleine Ientje toe: Siem wakker strijdend voor eigen rechten en die van weinig weerbare Joop;
53