HOOFDSTUK XI
Het was een ernstige en doelbewuste bruid, zoals ze daar naast Ab stond, in haar donker mantelpak, de witte boeket angstig tegen zich aangedrukt. Haar grootste schoonheid, haar haar, was bijna helemaal verborgen onder het hoedje, dat Car samen met haar had uitgezocht.
Neen, feestelijk was het niet. Alleen Atie en Ientje, die Tine er bij had willen hebben, gaven er de kleurige toets aan. Maar ze stonden wel een beetje schuchter te kijken naar tante Tine, die zulke mooie bloemen en zo’n wit gezicht had...
Toen ze ’s middags samen op reis gingen, geloofde Car toch wel, dat het goed kon worden.
Ze las die avond, wat weemoedig, hun advertentie. Wat wist je weinig van wat achter die advertenties leefde: of het een jong paar was als Lydia en Frans, dat samen de wereld in trok, — of dat twee geknauwde mensen dit de beste oplossing vonden, en zich voornamen, er nog iets goeds van te maken.
Ze bleef even peinzend naar de krant kijken, ging de getrouwde paren langs, kwam bij de geboorten terecht. Opeens, verrast, bleef haar blik vastgehouden door een naam, die haar trof: Steuve. Steuve’s dochter in Indië. Ze had een dochtertje gekregen.
130