was het wel, alleen aan zingen te denken als er wapens bij je werden gezocht.
Maar in de stille kamer met de piano werd het allemaal anders. Daar mochten ze nu nog praten, omdat de kamer nog niet op de buitenwereld was aangesloten, en Moshé legde uit, wanneer ze niet meer mochten praten of ritselen of welk geluid ook maken, en hij herinnerde ze aan sommige foutjes die ze vaak gemaakt hadden en waar ze nu voor moesten oppassen, en hij gaf Tirtsa een knikje extra, en toen was het half negen en hoorden ze in de stille kamer de omroeper zeggen, wie ze waren en wat ze zouden zingen en hoe Moshé heette en hoe Tirtsa heette. Tirtsa schrok ervan; ze zag opeens de eetzaal thuis vóór zich en hoe ze haar naam zouden horen en elkaar aan zouden kijken en wachten. Toen had ze al geen tijd meer om aan de eetzaal te denken, want ze begonnen te zingen.
O, het ging goed! Zo goed wou ze ook zingen, als ze straks alleen tegenover de anderen stond, naast de piano!
En toen ze zonder geluid naast Moshé was komen staan en haar eerste liedje zong, dacht ze dat de muren van deze kamer weggingen en dat de kamer zó groot werd, dat vader en moeder en grootmoeder en David en R’oevén en alle kinderen en alle cha-wériem erin werden opgenomen. Eigenlijk was de kamer veranderd in de eetzaal thuis.
„Goed/* vormden Moshé’s lippen, zonder geluid, en hij gaf haar weer een knikje mee toen ze tussen de andere meisjes ging staan. Ze werd er warm en blij van. Zingen was heerlijk, — solo zingen was heerlijk, — solo zingen voor de radio was heerlijk____
Maar toen ze, kort vóór negen, weer tegenover de anderen stond en Moshé het voorspel speelde, — toen viel haar oog op één van de meisjes, die duidelijk haar blik wou opvangen. Ze trok een mal gezicht tegen Tirtsa en ging toen, geluidloos, giechelbewegingen achter haar hand tegen haar buurvrouw maken.
Wat was dat? Had Tirtsa iets fout gedaan? Nee, dan zou ze het wel aan Moshé of de anderen merken. Waarom was dat malle ge
62