voor ze. Nee, tante, met al je veertien jaar heb je daar nog geen verstand van. Toen ik veertien was, zou ik me in de handen gewreven hebben, als ze hadden gevonden dat ik m’n neus es buiten de deur moest steken. Ik.” — hij werd stil bij de herinnering, — „ik heb ervoor moeten vechten, om voor Palestina opgeleid te worden en om koeien te leren melken in plaats van het gymnasium af te lopen en dan student te worden.
„Hoe oud was je toen, toen je ervoor moest vechten?” vroeg Tirtsa.
,/s Kijken. Zestien.”
Tirtsa lachte.
„Over twee jaar, — geeft de opvoedingsraad me dan de kans om te vechten voor wat ik graag wil?”
„Over twee jaar, — dan zul je vragen: laat me alsjeblieft de wereld ingaan, — sluit me niet op in het kringetje waar ik van baby af in geweest ben. Over twee jaar zal ik je eraan herinneren!” Met vader en moeder viel niet te praten. Ze probeerde haar geluk bij R'oevén, die in de opvoedingsraad zat en dus haar boodschap kon overbrengen.
„R’oevén, hoe denk jij zelf over de school die je zelf hebt gemaakt? Vind je het een goede school of niet?”
R’oevén haalde de schouders op.
„Ik houd er te veel van om erover te kunnen oordelen. Ik geloof, dat we het goed hebben met elkaar, jullie en ik. Dan zal het wel een goede school zijn, denk ik.”
„Waarom is hij dan niet goed genoeg voor mij?”
„O, is ’t *m datl Hij is niet goed genoeg voor jou, omdat de maizena-pap, die de baby's krijgen, ook niet goed genoeg is voor jou.”
Daar had Tirtsa niet van terug.
„De meeste baby’s,” zei R’oevén, „schreeuwen in het begin het hele baby-huis bij mekaar, als ze groente krijgen in plaats van pap. Ze willen er niet aan, weet je?”
Met R’oevén was niets te beginnen; daarom vroeg Tirtsa hem
42