tamelijk rustige kamer zou doen vrijkomen, zodra ze nader zouden horen.
Het was maar goed ook. Want diezelfde week nog kwam er een telegram uit Jeruzalem, dat de naam van grootmoeder op de lijst van opvarenden van de „Spezza” voorkwam, die midden volgende week in de haven van Haifa verwacht werd. Toen moesten vader en moeder en Tirtsa hard aan ’t werk, om alles voor de kamer klaar te krijgen. En zelfs David timmerde een matje van houten latjes, om voor de deur van grootmoeders kamer de modder te kunnen afschrappen.
Het leek gek voor tsabres, maar Tirtsa en David waren nog nooit eerder in de haven van Haifa geweest. Ze hadden ook nog nooit eerder zoveel gezichten achter loketjes gezien, het éne na het andere, en zoveel Engels horen praten. En telkens haalde vader papieren voor de dag, en telkens werden ze bekeken, en af en toe werd er een stempel op gedrukt, en Tirtsa ving enkele Engelse woorden op die ze bij R’oevén had geleerd, — en tenslotte waren ze dan met z’n vieren op de kade, waar boten konden aanleggen.
Die dag werd de „Spezza” verwacht. Vroeg? Laat? Niemand wist het precies te zeggen. Ze durfden in elk geval niet van de haven weg te gaan en de stad Haifa in, want juist dan kon het schip aankomen. Tirtsa en David hadden genoeg te zien om de tijd te vergeten: schepen, vlaggen e:n zeelui van allerlei nationaliteit en kleur en taal. Ze hadden zelfs geen tijd om veel naar de haven-armen te kijken, of daar soms het verwachte schip in verscheen, — en dat was juist, waar vader en moeder aldoor mee bezig waren. Op een paar vaten gezeten aten ze de boterhammen op, die ze die morgen uit de keuken hadden meegekregen; en nog, onder het eten, waren de blikken van vader en moeder op de haven-armen gericht en die van Tirtsa en David op de beweging aan boord van de schepen.
Maar toen het loods-bootje uitvoer van de plek, waar het aan de zijkant van de kade gemeerd lag, en toen er een stil en gespannen gemompel was onder de velen die met hen stonden te wachten,
36